Slaapstoornissen waaronder slapeloosheid (insomnie) vormen een frequent probleem onder kankerpatiënten. Schattingen geven aan dat 30 tot 50% van nieuw gediagnosticeerde of recent behandelde kankerpatiënten, slaapproblemen rapporteren. Hiervan beantwoorden er 19 tot 30%  aan de norm voor chronische insomnie. (duur van 6 maanden)


Nochtans blijven deze klachten te weinig opgemerkt en behandeld. Een mogelijke reden hiervoor is dat insomnie gezien wordt als een normale en tijdelijke reactie op de diagnose kanker of de behandeling ervan, zowel door de arts als door de patiënt.


Uit follow-up studies blijkt dat de cijfers hoog blijven tot 2 à 5 jaar na de start van de effectieve behandeling (bij 23% tot 44%).

Insomnie bij borstkankerpatiënten blijkt dubbel zo hoog als in de algemene bevolking. Ook bleek bij een derde van de borstkankerpatiënten slapeloosheid

een rechtstreeks gevolg te zijn van de diagnose kanker. Onderzoek bracht nog een ander mechanisme aan het licht, namelijk de verergering van reeds

vooraf bestaande slaapproblemen, door de ziekte.


Voor meer cijfers over slaapproblemen bij verschillende soorten kanker: klik hier

 

Recent werden studies uitgevoerd die de effectiviteit van cognitieve gedragstherapie bij insomnie (CGT-i) bij kankerpatiënten aantonen. Deze resultaten,

in combinatie met de sterke wetenschappelijke onderbouwing van deze begeleiding voor dit soort klachten, maakt dat deze behandeling de ‘treatment of choice’ is, naast een medicamenteuze aanpak voor insomnie bij kankerpatiënten.

Slapeloosheid  heeft een erg negatieve impact op de kwaliteit van leven bij kankerpatiënten. Dit effect duurt tot lang na het einde van de behandeling.

Uit studies blijkt dat CGT-i voor deze mensen een positieve invloed heeft op de kwaliteit van leven, kankergerelateerde vermoeidheid en stemming.